Een man staat voor een raam. Zijn gespierd bovenlichaam is ontbloot. Zijn handen zitten in zijn zakken. Hij speelt met zijn sleutels. Hij staart zijn schoenen aan met lege ogen. Beetje raar maar ja, schoenen. Het licht is uit in de kamer en het is er schemerduister. Koplampen van een aanrijdende wagen flitsen langs het raam binnen. De schaduw van hekken en man dansen op de muur en de opeen gestapelde meubels. Het hek piept en knerpend komen de banden het grind opgereden. De man kijkt vluchtig op wanneer een portier terug dichtklapt. Het waarschuwingssignaal was afgegaan om te melden dat de koplampen nog aan waren. Hij staart terug naar zijn schoenen en smijt op willekeurige manier zijn sleutels ergens op de grond. Hij doet zijn riem open en schopt zijn schoenen uit.
Naakt draait hij zich om en bestudeerd de opeengestapelde meubels die de deur versperden. Hoe was dat ook al weer gegaan? Hij weet het niet meer maar gluurt toch nog even naar de schoenen. Schoenen? Verdacht. Een half lege open fles wijn staat ergens in een hoek naast een staande lamp die het niet doet. Geen glas te bespeuren dus gewoon zo maar van de fles. Gulzige slokken lessen een dorst van uren. Dagen? Hij krabt zich in de lies en aan zijn balzak. Ergens klopt iemand op de deur. Geen antwoord. Nog drie zachte tikjes. “Weet je toevallig waar mijn handtas ligt?” Die had hem natuurlijk voor het raam zien staan. “De keuken misschien? Geen idee.”
Op het nachtkastje staat een handtas. Hij ruikt even aan zijn nagels en trekt een grimas. Eén voor één duwt hij de meubels van bij de deur vandaan. Waarom de meubels eigenlijk? Had de deur soms geen slot? Halverwege verliest hij interesse. Een vrouw stapt vloekend terug in de auto. De motor draaide nog. Het grind klaagt en zaagt maar ondergaat gedwee. De kamer is weer in het donker gehuld. De meubels vormen stilaan een labyrint. De fles wijn is leeg en wordt een dood object. Hij vindt de deur niet en wrijft zich in de ogen. Hij heeft het koud. Waarom is hij naakt? Waar zijn zijn schoenen? Hij stapt naar het raam waar nog wat licht is. Onderweg stapt hij op iets scherp. Sleutels? Hopelijk geen glas. Achter de meubels blijkt geen deur te staan. Of misschien nu al weer wel aangezien ze ergens anders staan allemaal. Hij zit op de bedrand en voelt het koude metaal tegen zijn naakte billen. Hij rilt.
Het bed piept even als hij opstaat. Hij sluit het gordijn en knipt het licht aan. Hij zoekt zijn kleren samen en doet zijn schoenen ook terug aan. Op weg naar de deur raapt hij zijn sleutels op en neemt de handtas onder de arm. Hij draait het slot van de deur om en knipt het licht terug uit terwijl hij de kamer uit stapt. Hij had gevonden waar hij voor was gekomen. Snel steekt hij het grind over naar de wagen waar zij wacht. “Dank je. Hoe stom van me. Waar heb je ze gevonden?” Hij schakelt en de wagen trekt zich langzaam in beweging. “In de keuken. Waar je gezegd had dat ze lag.” De poort piept zachtjes achter hen dicht en het grind zucht van verlossing.
Naakt draait hij zich om en bestudeerd de opeengestapelde meubels die de deur versperden. Hoe was dat ook al weer gegaan? Hij weet het niet meer maar gluurt toch nog even naar de schoenen. Schoenen? Verdacht. Een half lege open fles wijn staat ergens in een hoek naast een staande lamp die het niet doet. Geen glas te bespeuren dus gewoon zo maar van de fles. Gulzige slokken lessen een dorst van uren. Dagen? Hij krabt zich in de lies en aan zijn balzak. Ergens klopt iemand op de deur. Geen antwoord. Nog drie zachte tikjes. “Weet je toevallig waar mijn handtas ligt?” Die had hem natuurlijk voor het raam zien staan. “De keuken misschien? Geen idee.”
Op het nachtkastje staat een handtas. Hij ruikt even aan zijn nagels en trekt een grimas. Eén voor één duwt hij de meubels van bij de deur vandaan. Waarom de meubels eigenlijk? Had de deur soms geen slot? Halverwege verliest hij interesse. Een vrouw stapt vloekend terug in de auto. De motor draaide nog. Het grind klaagt en zaagt maar ondergaat gedwee. De kamer is weer in het donker gehuld. De meubels vormen stilaan een labyrint. De fles wijn is leeg en wordt een dood object. Hij vindt de deur niet en wrijft zich in de ogen. Hij heeft het koud. Waarom is hij naakt? Waar zijn zijn schoenen? Hij stapt naar het raam waar nog wat licht is. Onderweg stapt hij op iets scherp. Sleutels? Hopelijk geen glas. Achter de meubels blijkt geen deur te staan. Of misschien nu al weer wel aangezien ze ergens anders staan allemaal. Hij zit op de bedrand en voelt het koude metaal tegen zijn naakte billen. Hij rilt.
Het bed piept even als hij opstaat. Hij sluit het gordijn en knipt het licht aan. Hij zoekt zijn kleren samen en doet zijn schoenen ook terug aan. Op weg naar de deur raapt hij zijn sleutels op en neemt de handtas onder de arm. Hij draait het slot van de deur om en knipt het licht terug uit terwijl hij de kamer uit stapt. Hij had gevonden waar hij voor was gekomen. Snel steekt hij het grind over naar de wagen waar zij wacht. “Dank je. Hoe stom van me. Waar heb je ze gevonden?” Hij schakelt en de wagen trekt zich langzaam in beweging. “In de keuken. Waar je gezegd had dat ze lag.” De poort piept zachtjes achter hen dicht en het grind zucht van verlossing.
1 Comments:
new year, new style?
Een reactie posten
<< Home