<meta name='google-adsense-platform-account' content='ca-host-pub-1556223355139109'/> <meta name='google-adsense-platform-domain' content='blogspot.com'/> </head><body>

Joywritting

dinsdag, oktober 09, 2007


Overlaatst zat ik ergens in Taiwan achter een laptop de toekomst te overpeinzen. Ik bedacht mij plots dat als vader de man en broerlief hun leuk verjaardagsfeestje geven, dat ik dan maar beter iets kon voorbereiden om te zeggen. Dit plichtsbesef werd natuurlijk op de hielen gevolgd door het beeld van de twee mannen, badend in het zweet, terwijl ze mijn kamer verhuizen. Waarvoor eeuwig dank, a propos. Nu, er zijn een aantal versies van dit soort speeches. Ten eerste de eeuwig kinderachtige “mijn papa is de beste, mijn papa die kan alles”. Daar doen we niet aan mee aangezien ik nu eenmaal geen vijf meer ben. Ik weet best dat mijn papa niet alles kan. Hij kan namelijk niet skieen en welk soort man kan nu niet skieen? Inderdaad, waar zijt ge toch mee bezig als ge op uw 50ste nog nooit geskieed hebt? To each his own I guess. Een tweede versie van dit soort speeches is de mid-life crisis inducerende “kijk eens wat mijn papa al allemaal gedaan heeft”. Kijk ik ken de mens al bij al amper 23 jaar en voel mij slecht geplaatst om jullie te komen vertellen wat hij bereikt heeft. In een handvol woorden een mensenleven komen samenvatten is zoiets kleinerend en dat hebben we hier niet van doen. Ge waart er allemaal bij van tijd tot tijd en het feit dat ge er hier vanavond allemaal wederom bij zijt wilt zeggen dat ge iets bijgedragen hebt aan die luttele 50 jaren. Aangezien ik in het gezin de vertegenwoordiger ben van de jeugdige arrogantie ga ik dus een poging doen mijn eigen versie van dit soort speeches te brengen. May god be with us all.


Een auto rijdt rustig voorbij en gaat iets verder om de hoek. Ik sta voor het eerst in lange tijd terug voor dit huis. Het huis van mijn prilste jeugd. Een tijd waarin alles zich nog zo dicht mogelijk bij de normale situatie bevond. Een tijd van mama en papa, een tijd van vechten met broer, een tijd van minder neven en nichten, een tijd van zorgeloze kwajongensstreken. Als alles was gebleven als toen dan zou hier een heel ander mens gestaan hebben. De koffer klapt dicht en Philip staat al bijna binnen. Al terug heel wat actiever dan het voorbije uur dat hij lag te snurken in de auto. Papa valt haast omver terwijl hij mijn valies naar de voordeur probeert te slepen. Hmm, ja. Een heel ander mens.

Het voelt surreel aan om na twee maanden Taiwan, thuis te komen in het verleden. De laatste keer dat ik dit huis mijn thuis noemde, had ik nog niet eens een zus en nu weet ze hier al alles beter liggen dan mij. Papa plaatst mijn valies naast de trap. Terwijl ik naar boven ga, kijk ik toe hoe twee jongetjes in hun kamerjas een plateau met kofie en ontbijt naar boven dragen. “Er zijn nog wat dingen van u in de garage ook,” zegt papa. Ik kijk hem aan en grom iets over geen goesting hebben. Wanneer ik terug naar de trap kijk, zijn de twee jongetjes al achttien jaar boven en is de kamer waar hun mama lag te wachten op haar ontbijt niet meer de kamer van de ouders maar een kamer met enkel bed. Mijn kamer lijkt kleiner dan ik mij herinner. De dozen staan nog overal in het rond, onuitgepakt. Ik ben moe en voel de tegenzin al in mij opkomen. Ontmoedigd door het uitzicht ga ik toch maar terug naar beneden op zoek naar de rest. Mensen die zo vaak verhuizen als wij, zouden beter alles gewoon in dozen laten.

Onze tocht terug naar dit huis begon een goed jaar geleden. Een jaar geleden zijn we teruggekomen in deze stad. Deze stad vol neven, nichten, tantes, nonkels en grootouders. Deze stad vol roddels waar iedereen iedereen kent en ik geen kat ken. Het appartement was een zegen voor ons. Er was te weinig ruimte om elk in ons eigen kamertje te zitten. Voor het eerst in lange tijd waren we verplicht onze weekends in dezelfde ruimte door te brengen. Toegegeven, de living en de keuken werden wat te klein als de luidruchtige Florence erbij was, maar buiten Philip kon iedereen daar wel mee leven. Ik kan mij geen jaar herinneren dat wij zoveel met elkaar gesproken hebben. Mijn broer die altijd over alles meepraat, vooral als hij er niets van af weet. Mijn papa die zo spaarzaam is met zijn woorden, vooral als je echt wilt weten wat hij denkt. Mijn zus die ons allemaal doet lachen met haar constante toneeltjes.

Ik kom beneden en ga aan de tafel zitten. Mijn hoofd staat er niet naar om veel te praten. Eten, dan wat slapen en dan misschien zal ik eens wat vertellen. Florence zaagt aan mijn hoofd over cadeaus en gele meisjes. Ik glimlach even en zeg haar dat er wel wat dingen meegekomen zijn uit Taiwan voor haar maar dat de gele meisjes haar zaken niet zijn. Ik ben oprecht blij om thuis te zijn, een gevoel dat mij vele jaren volledig vreemd geweest is. We hebben mekaar in een eeuwigheid niet meer gezien en bij mijn vertrek waren we mekaar allemaal mislopen. Ik miste de frustratie die ik voel als Philip me de les leest over god weet wat. Of de gebondenheid op momenten dat we over iets praten dat ons beiden aan het hart ligt. Ik miste het gevoel dat mijn papa nog altijd aan al de dingen denkt die ik argeloos vergeet. Ik miste de papa die ervoor had gezorgd dat mensen mij een gelukkige verjaardag wensten alvorens ik die verjaardag doorbracht op het vliegtuig. Maar nu mis ik vooral de zes uren die ik verloren heb in de reis door de tijdzones.

Als we klein zijn kijken we op naar onze ouders. Zij zijn onze hele wereld en alles wat ze doen, proberen we na te doen. Met het ouder worden, komt de puberteit en ineens willen we alles net tegenovergesteld doen. Elke dag een nieuw conflict en later zullen we alles anders doen, later zal ik een betere papa zijn. En dan komt de adolescentie en het volwassen zijn en stilletjesaan groeit een donkerbruin vermoeden... dat we als twee druppels water gelijk zijn aan onze ouders. Misschien komt voor sommige dit besef als een opdoffer maar ik kan zeggen dat ik niets te vrezen heb als ik ook maar iets of wat als mijn papa wordt. Misschien toch graag nog net iets anders. Net iets minder vast in mijn geloof, net iets minder hard werken, net iets minder wegcijferen ten dienste van mijn luizige kinderen, net iets minder dichtklappen als iemand probeert mijn hoofd eraf te bijten. Maar als het even kan, neem ik graag een voorbeeld aan zijn veerkracht en zijn aanpassingsvermogen. Als het lot u naarstig tegen de schenen trapt, gewoon kei hard terug slaan. Niet te lang bij stil staan en alles in zijn werk stellen om er morgen weer bovenop te zijn. Every cloud has a silver lining en misschien kan je die niet onmiddellijk zien als het slecht gaat maar ze is er wel.

Philip pakt me nog maar eens hard vast bij mijn schouders en schudt me door elkaar. “Nog wakker jongen?” Ik zucht, vloek grondig vanbinnen en mompel, “Ik zou u wel eens willen zien.” Broers zijn heel verschillend als je ze vluchtig bekijkt of als je ze niet goed kent. Heel verschillend. De ene is een rechte lijn, de ander eerder een serieuze kromming. De ene zal wat luider meepraten met iedereen en alleman. De ander zal zijn woorden enkel richten aan the chosen few. De ene kan waar en wanneer dan ook in slaap vallen. De ander enkel als de vrouw naast hem eindelijk zwijgt. Maar wie iets langer blijft kijken, iets langer meeluistert, die heeft al snel door dat er voor beide broers gebouwd is op hetzelfde fundament. Goed, de een kreeg al wat meer isolatie mee dan de ander maar ruw genomen is het vrij gelijkaardig. Hij gaat ook aan tafel zitten en ons hedendaags gezinnetje is compleet. Mijn eerste avondmaal terug thuis en al meteen voelt het juist aan. Of misschien toch nog een beetje vreemd. Sinds Philip terug thuis woont zijn papa en hij steeds meer gaan weghebben van een getrouwd koppel. In de rit terug naar huis had ik al het intens gevoel dat ik veel gemist had deze zomer.

Deze keuken is toch aangenamer dan die in het appartement,” zeg ik. Er wordt kauwend ingestemd. Ik kijk op mijn horloge. Ik heb nog tien minuten en dan moet ik op de trein richting Leuven zitten. Net terug thuis en al onmiddellijk terug op pad. Veel mensen hadden het liever anders gezien, den ouden int bijzonder. Er wordt nog wat gekeuveld en dan in de rapte terug afscheid genomen als ik naar het station moet. Ik sterf een heel klein beetje van slaapgebrek maar ik kan slapen als ik dood ben.


Misschien het belangrijkste dat ik geleerd heb tijdens het laatste jaar is dat we nooit te oud zijn om elkaar te leren kennen, nooit te oud zijn om opnieuw open te bloeien, nooit te oud zijn om nog maar eens te verhuizen.

opgehoest door Sicyon
10:11

--------------------------------------------------------

1 Comments:

Anonymous Anoniem said...

Een oprechte dank je wel!

16:56  

Een reactie posten

<< Home